Tagarchief: bezuinigingen

Veiligheid weer op agenda, opbouw marinecapaciteit zorg

Verslag van de vijfde Johan de Witt Lezing, gehouden op donderdag 4 september in Rotterdam, georganiseerd door de KIM Alumnivereniging en de stichting Pugno Pro Patria in Mare.

  • Rol marine bij bescherming welvaart belangrijker door kwetsbaarheid wereldhandelsroutes
  • Politieke besluitvormingsprocessen verhinderen inzet internationaal geïntegreerde eenheden
  • Oekraïne zet veiligheid weer op publieke agenda, maar we missen stok achter de deur
  • Voorzitter NML pleit voor een eigen bank voor Defensie, met admiraal als ‘dijkgraaf’
  • Amerikaanse marine wint vertrouwen met hulp van Hollywoodfilms en TV-series
  • Aflopen van marinebouwprojecten veroorzaakt ook braindrain in ‘Gouden Driehoek’
D140904CB0093

Op eerste rij v.l.n.r. op deze foto: drs. Frank Bekkers, ir. Fabienne Schnetkamp, ir. Paul van Gelder, VADM Matthieu Borsboom, KIMAV/P3M-voorzitter Rob van Doorn, mw. Wassila Hachchi, BRIGGEN Richard Oppelaar, KIMAV/P3M bestuurslid Frank van de Werff, mw. Gunal Gezer, drs. Arie Kraaijeveld, prof.dr. Ruud Janssens

Tijdens de 5e Johan de Witt Lezing, getiteld ‘De marine, business case of beauty case?’, openden organisatoren de KIM Alumni Vereniging en de Stichting P3M het debat langs een drietal themalijnen: 1) De Koninklijke Marine en de politiek, 2) De Koninklijke Marine en de economie, 3) De Koninklijke Marine en de mens. “Hierbij gaat het ons niet om het verdedigen van ingenomen stellingen, maar juist om vanuit verschillende perspectieven en invalshoeken zaken in het licht te stellen. Want dat komt uiteindelijk de kwaliteit van beleidsvorming en besluitvorming het meest ten goede.”, stelt voorzitter van beide organisaties Rob van Doorn. Eén boodschap die doorklinkt uit de verhalen: Veiligheid staat weer op de publieke en politieke agenda, maar over de instandhouding en (weder-)opbouw van de Nederlandse maritiem-militaire capaciteiten bestaat nog altijd grote zorg.

Sprekers op dit lustrumsymposium waren: prof. dr. Julian Lindley-French (onder andere lid van de Strategic Advisory Panel UK Chief of Defence Staff), drs. Han ten Broeke (Tweede Kamerlid voor de VVD en voorzitter van de vaste Kamercommissie voor Defensie), drs. Frank Bekkers (Director of the Comprehensive Security Program The Hague Center for Strategic Studies), drs. Arie Kraaijeveld (voorzitter Nederland Maritiem Land), prof. dr. Ruud Janssens (Hoogleraar Amerikanistiek Universiteit van Amsterdam), ir. Fabienne Schnetkamp (Hoofd Bedrijfsvoering SSCI Dienst Justitiële Inrichtingen) en ir. Paul van Gelder (lid Raad van Bestuur Imtech). De dagvoorzitter was Jeroen de Jonge MSc. (Business Developer Naval Force Protection TNO)

Business case: Marine beschermt welvaart
Prof. Dr. Julian Lindley French bracht als keynote speaker een aantal niet mis te verstane feiten in. Zo hield hij het publiek onder andere voor: “Volgens analisten van Citigroup vertegenwoordigt Azië in 2014 zo’n 24% van de totale wereldhandel. In 2030 zal dat aandeel zijn gegroeid tot 42% en in 2050 zelfs tot 46%, is de verwachting. West-Europa had in 1990 nog een aandeel van 48% in de totale wereldhandel. In 2013 was dat gedaald tot 34%. De verwachting is dat dit aandeel verder daalt tot 19% in 2019 en nog maar 15% in 2050.” Azië neemt daarmee de plaats van Europa over als economische grootmacht. De helft van de wereldburgers met een middenklasse inkomen zal tegen 2050 wonen in China en India.

D140904CB0121

prof. dr. Julian Lindley-French (l) in debat met drs. Han ten Broeke (r)

Voor de wereldhandel geldt dat 92% via zeetransporten de wereld over gaat. Lindley-French wijst erop dat er 9 plekken op de wereld zijn waar intercontinentale scheepvaartroutes door relatief zeer nauwe passages loopt, zoals het Suez-kanaal: “Als de helft van de internationale scheepvaartroutes wordt geblokkeerd, zal de helft van de werelbevolking sterven van de honger.” Lindley-French waarschuwt ervoor dat er in de wereld steeds meer regimes aan de macht komen die het Westerse ideaal van een democratische liberale samenleving niet erg aansprekend vinden. “Door de veranderende geopolitieke verhoudingen is militaire macht helemaal terug als een factor van belang voor het uitoefenen van invloed.” Volgens Lindley-French is de behoefte aan geloofwaardige maritieme en amfibische macht groter dan ooit. Europa moet een kern ontwikkelen van noodzakelijke maritieme/amfibische capaciteiten als onderdeel van zijn defensieve systeem en als instrument om invloed uit te kunnen oefenen. De belangrijkste reden voor het ontbreken van een gezamenlijk georganiseerde Europese defensie is volgens hem het treurige feit dat “we elkaar gewoon nog altijd niet voldoende vertrouwen”.

Militaire samenwerking sluit niet aan op politieke besluitvorming
Drs. Han ten Broeke reageerde in zijn co-referaat namens de gehele Vaste Tweede Kamercommisie voor Defensie op het pleidooi van Lindley French voor versterking van de marine in Europees verband: “De cijfers van Lindley-French zijn van specifiek belang voor Nederland. Wij hebben als geen ander baat bij vrije handelsroutes. Wij zijn de zeventiende economie van de wereld, maar het achtste handelsland.” Volgens de voorzitter is de Kamercommissie van mening dat het in Europese NAVO-landen niet alleen ontbreekt aan voldoende defensie-uitgaven om aan de gestelde norm te voldoen. Vooral de versnippering is een probleem en daarmee een gebrek aan effectiviteit waarmee de gemeenschappelijke Europese militaire middelen kunnen worden ingezet. “Maar ondanks de lange samenwerking die Nederland bijvoorbeeld heeft met het Verenigd Koninkrijk in de vorm van de gezamenlijke UKNL Amphibious Force, zie ik het er niet van komen dat die ooit daadwerkelijk gezamenlijk wordt ingezet. Dat hangt vooral samen met de politieke besluitvorming tot inzet van troepen. Nederland kent de parlementaire toetsing middels de artikel 100-procedure, terwijl in het VK de regering achteraf binnen twee weken het parlement dient te informeren over de inzet van Britse troepen.” De besluitvormingsprocedures sluiten internationaal dus simpelweg niet aan. Ten Broeke zet zich er samen met buitenlandse collega’s voor in om de parlementaire procedures aan te passen, waardoor het potentieel gemakkelijk moet worden om wel te komen tot gezamenlijke inzet.

D140904CB0147

drs. Frank Ten Broeke

Oekraïne: Onze veiligheid terug op agenda
Drs. Frank Bekkers heeft als Programmadirecteur bij het The Hague Center for Strategic Studies geprobeerd om de ‘business case’ voor defensie door te rekenen. “We hebben volgens negen criteria de waarde van de krijgsmacht in bredere zin in kaart gebracht.” Dit gebeurde in de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen op 12 september 2012. “De meerderheid van de partijen die toen in het parlement waren vertegenwoordigd, wilde nog meer bezuinigen op het budget voor Defensie. Daarbij moet u zich realiseren dat alle partijen de reeds voorgestelde bezuinigingen als uitgangspunt namen! Er volgde een half miljard euro aan aanvullende bezuinigingen.”, stelt Bekkers vast. “In de media werd de indruk gewekt dat het hierbij vooral ging over ‘banen’. En dat terwijl het creëren van banen toch echt niet de eerste functie is van Defensie.” Volgens de onderzoeker was er duidelijk geen oog voor waar defensie echt om draait. “Maar toen kwamen de gebeurtenissen rond Oekraïne en de Krim… en de voor Nederland zo schokkende gebeurtenissen rond het neerstorten van de MH17. Vanaf begin 2014 begonnen de media te schrijven dat de ‘geopolitiek terug was in de internationale betrekkingen’.” Volgens Bekkers weinig verrassend. “Geopolitiek is eigenlijk nooit weggeweest, anders dan in de wensdromen van veel mensen in ons veilige en welvarende Westen.” De wereld zit vol slechteriken, maar intussen missen we wel een geloofwaardige stok achter de deur, concludeert het HCSS. “We zien nu wel een trendbreuk waar het gaat om de houding ten opzichte van Defensie, maar er is nog geen sprake van ‘boter bij de vis’.”

D140904CB0174

drs. Arie Kraaijeveld: “Geef de marine een eigen kapitaalmarktpositie”

Innovatiekracht behouden: Eigen bank voor Defensie
Ook drs. Arie Kraaijeveld, voorzitter van de Stichting Nederland Maritiem Land, is het stadium van zorg nog niet voorbij. “In de maritieme sector zie je dat het idee van de ‘Gouden Driehoek’ ook echt waar wordt gemaakt. Hier wordt nadrukkelijk samenwerking gezocht tussen de wereld van de gebruikers, de kennisinstituten en de rijksoverheid en bedrijven. Maar die Gouden Driehoek is tegenwoordig niet meer van goud. Als chemicus weet ik maar al te goed dat je verschillende legeringen kunt maken waar wel goud in zit, maar die toch steeds verder eroderen. En dat gebeurt als we de samenwerking en de kennis in de sector niet intact houden.” De NML-voorzitter pleit voor een fonds voor de materieelvoorziening van Defensie, dat moet zorgen voor meer continuïteit in de investeringen. Continuïteit die noodzakelijk is om kennis te borgen en in Nederland innovatiekracht te behouden. “De overdracht van de Karel Doorman aan de Defensie Materieelorganisatie is in dit verband een sprekend voorbeeld. Nu valt iedere keer na zo’n overdracht de hele boel in de marinebouw weer helemaal stil, met alle gevolgen van dien.” Voor de financiering doet hij de suggestie: “Geef Defensie binnen dezelfde randvoorwaarden dezelfde mogelijkheden als de waterschappen in Nederland. De negentien dijkgraven hebben een eigen onafhankelijke positie en een eigen bank, de Waterschapsbank, waarmee ze zelf de kapitaalmarkt op kunnen gaan. Ik stel voor dat we ook Defensie binnen duidelijke randvoorwaarden een eigen kapitaalmarktpositieg geven.”

D140904CB0199

prof. dr. Ruud Janssens: “Vertrouwen in krijgsmacht in VS spectaculair gestegen”

Hollywood story schept vertrouwen: Met gevaar voor eigen leven
Prof. dr. Ruud Janssens presenteerde spectaculair te noemen onderzoekscijfers over het publieke vertrouwen dat in de Verenigde Staten heerst ten aanzien van de Amerikaanse krijgsmacht. Opiniepeilingen tonen aan dat het publieke vertrouwen in een groot aantal instituten in de afgelopen decennia stevig is gedaald. Het Amerikaanse Congres, Wall Street, de nieuwsmedia, het Witte Huis, allemaal zagen ze het vertrouwen dalen tot rond de 30%, of zelfs onder de 20%. Tegen deze trend in is een structurele stijging aan de orde van het publieke vertrouwen gemeten met betrekking tot de krijgsmacht. In de periode van 1971 (Vietnamoorlog) tot aan 2014 steeg het vertrouwen in dit instituut met maar liefst 47% tot zo’n 74% in 2014! De prestaties, het professionalisme en overtuigingskracht liggen hieraan ten grondslag. “Het succes van militaire operaties in Grenada (1983), Panama (1989) en Irak (1991) heeft hieraan bijgedragen.”, stelt Janssens, “Daarnaast heeft het publiek een positief beeld van het professionalisme waarmee de krijgsmacht omgaat met bijvoorbeeld sociaal beleid gericht op acceptatie van etnische minderheden en vrouwen. Ook al gaat er ook nog steeds veel mis (denk aan omgaan met zaken als homofilie), het publiek heeft de indruk dat er binnen de krijgsmacht sneller en krachtiger wordt opgetreden dan elders tegen misstanden.” Ten aanzien van het hoofdstuk overtuigen wijst Janssens op het succes waarmee de Amerikaanse krijgsmacht gebruik maakt van betaalde advertenties, televisiereclame, reportages en andere vormen van free publicity. “En”, stelt Janssens, “Defensie heeft Hollywood omarmd. De Amerikaanse krijgsmacht werkt actief mee aan speelfilms en televisieseries die zorgvuldig worden geselecteerd.” Opvallend daarbij is dat juist niet wordt gekozen voor onrealistische propaganda. Janssens: “In plaats van een karikaturaal beeld van een superieure en onoverwinnelijke Amerikaanse krijgsmacht, kiest het Department of Defense juist voor realistische producties. En ook voor films waarin vindingrijke en goed bewapende vijanden veel slachtoffers maken onder de Amerikanen.” De US Navy wordt dus bewust niet gepresenteerd als ‘beauty case’.

D140904CB0068

discussie onder leiding van dagvoorzitter Jeroen de Jonge MSc.

De mensen: Voor het leven verbonden, maar ook vogelvrij
Dienstbaarheid, professionaliteit, en opofferingsbereidheid raken aan de menskant van het verhaal. Tijdens het debat ‘De Marine, business case of beauty case’ bleef de ‘factor mens’ dan ook niet buiten beeld. Een opmerking van Tweede Kamerlid mevrouw Wassila Hachchi dat er veel zaken een stuk slimmer georganiseerd zouden kunnen worden, schoot sommigen in het verkeerde keelgat. “Mijn ervaring als marineofficier is geweest dat we geen cent uitgeven die we niet kunnen verantwoorden.”, stelde moderator Jeroen de Jonge. Panellid Ir. Fabienne Schnetkamp wees op het feit dat voortdurend elkaar opvolgende reorganisaties een enorme wissel trekken op het personeel van de krijgsmacht. “Het is mooi dat de heer Ten Broeke trots is op het feit dat we als Nederland doorlopend zo’n 1000 man inzetten voor operaties in het buitenland, maar wat kost het de mensen die het doen? Vaak zijn het namelijk dezelfde mensen die op uitzending gaan.” De Jonge beaamt: “Sommige mensen zijn wel zes keer naar Afghanistan geweest.” “Defensie kent niet voor niets een grote uitstroom. Hoe houdt je goede mensen binnen?”

D140904CB0198

ir. Fabienne Schnetkamp en ir. Paul van Gelder

Panellid Ir. Paul van Gelder: “Ik zie het niet als een primaire taak van de krijgsmacht om Defensie aan de man te brengen, of te vermarkten. Van belang is dat we de krijgsmacht beter verankeren in de Nederlandse samenleving. Als we kijken naar sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen, dan zien we ook dat er grote groepen jongeren aan het dolen zijn. Die krijgen op een gegeven moment geen vorming meer. De verantwoordelijkheid voor jeugdzorg gaat in 2015 van de Rijksoverheid over naar de Gemeentes, maar dat gaat wel gepaard met bezuinigingen. De krijgsmacht kan een stuk vorming meegeven aan de jeugd. Ik pleit niet voor een herinvoering van de dienstplicht, maar ik denk wel dat we jongeren meer actief kunnen begeleiden naar de krijgsmacht.”

Over de rol van uitgestroomde marineofficieren in het bedrijfsleven stelt Van Gelder: “Er blijft altijd iets van een gevoel voor de krijgsmacht in je hart zitten. Bij Imtech werken meer oud-marineofficieren en er werken er ook bij Damen en TNO. Ze zitten overal in de Gouden Driehoek en daarbuiten en ze weten elkaar te vinden. Over netwerken van ‘old boys’ wordt in Nederland vaak negatief gedaan, maar dat is onterecht. De samenleving en de economie ontlenen juist hun kracht aan het feit dat mensen elkaar weten te vinden.” Juist nu er vervangingsprogramma’s op de rol staan is er reden tot zorg over het behoud van kennis en de continuïteit in de samenwerking tussen de overheid, kennisinstituten en het bedrijfsleven. Van Gelder: “De overheid zou echt moeten kijken hoe we de Gouden Driehoek in stand kunnen houden. Want die heeft ons tot nu toe in staat gesteld om tegen een fractie van de prijs die bijvoorbeeld de Royal Navy betaald nieuwe schepen te ontwikkelen. Dat er veel marineofficieren actief zijn op allerlei plekken in de Gouden Driehoek heeft ervoor gezorgd dat we ontwikkelingscapaciteit en continuïteit in innovatie hebben gehad. Maar de kennis en kunde waarmee we bijvoorbeeld het nieuwe Joint Support Ship hebben gebouwd zullen we de komende jaren in Nederland niet meer gebruiken. En als het gaat om de instandhouding van de Walrusklasse onderzeeboten merken we nu al dat het lastig is specifieke kennis te behouden.” Kortom, de krimpende krijgsmacht en onze steeds kleiner wordende marine staan op het gebied van Human Resource Management voor behoorlijke uitdagingen. Het motto van het Korps Adelborsten ‘Sumus et fore speramus’ (Latijn voor ‘wij zijn en hopen te worden’) behoud ook in deze tijd een uiterst actuele klank.

Langdurige instabiliteit in regio’s grenzend aan Europa vereist investeren in Defensie

Bron: Redactie Navyworld

De Hoop SchefferMet de MH17 heeft Nederland z’n eigen 9/11 gekregen, zo concludeert Het Financieele Dagblad in een interview met oud-NAVO secretaris-generaal Jaap de Hoop Scheffer. De hoogleraar Internationale Relaties en Diplomatieke vraagstukken voorziet dat Poetin onrust zal gaan stoken in de Baltische staten om zijn ambitie te verwezenlijken: het verder uitbreiden van de Russische invloedssfeer. Daarom noemt De Hoop Scheffer de MH17-ramp de ‘ergste crisis sinds de Koude Oorlog’.

Boog van instabiliteit
De gewezen NAVO-topman waarschuwt voor een toenemend aantal conflicthaarden langs de Oostrand van Europa, in het Midden-Oosten en Noord-Afrika: “Europa is omgeven door een boog van instabiliteit.” We kunnen onze borst dus natmaken, want er wacht ons waarschijnlijk een langere periode van onveiligheid.

Levensgroot risico
De Hoop Scheffer kan dan ook niet duidelijk genoeg benadrukken dat het versterken van onze Defensie écht een prioriteit is. “Er wordt nu minder geld aan Defensie uitgegeven dan in de jaren dertig van de vorige eeuw, de tijd van het gebroken geweertje.” Wij lopen wat hem betreft een levensgroot risico dat we op een morgen wakker worden om te ontdekken dat het te laat is om ons nog te kunnen verdedigen.

Banner Knoops JWL2014 (2)

 

Europa moet eens wat gaan doen
De Hoop Scheffer laakt de inertie van de Europese politici. “Ik vind het onbegrijpelijk, maar ik hoor niets vanuit Brussel. Doodse stilte. De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken John Kerry reist de wereld rond vanwege het conflict in het Midden-Oosten, maar mag ik beleefd vragen of ook iemand in Brussel enige activiteit kan ontplooien.” Of Europa harde sancties zal nemen tegen Rusland, hangt volgens De Hoop Scheffer af van Angela Merkel.

Geachte excellentie, beste Jeanine,

Bron: Eduard van Brakel

Het is toch wat, al die mooie groene en blauwe uniformen, vette pantserwagens, ranke en snelle patrouilleschepen, en bulderende F16’s. En dan ook nog van die getrainde mannen en vrouwen die overal heengaan waar u ze naartoe stuurt. Mali, Afghanistan, naar de overzeese gebiedsdelen, of piraten vangen voor de kust van Somalië. En dat doen ze zonder morren. Het is immers hun taak, dat werken aan vrede en veiligheid. Topmensen zijn het, die militairen. Alleen is het Banner Knoops JWL2014 (2)wel een beetje jammer dat ze door politiek gekonkel niet altijd even goed hun grondwettelijke taken kunnen uitvoeren. Er is te weinig geld voor onderhoud van die brullende F16’s. Ach, dat scheelt weer wat lawaai voor omwonenden van de van de 8, 7, 6, 5, 4, 3 operationele F16 velden in Nederland. Dat we ternauwernood onze mannen en vrouwen op buitenlandse missies kunnen ondersteunen is dan bijzaak. En dat vliegers maar opteren voor een functie bij opleidingen, zodat ze tenminste kunnen vliegen, is natuurlijk ook van ondergeschikt belang.

Lees verder

 

Marineleiding wil tweedehands heli’s kopen

Bron: De Telegraaf

Amsterdam – Defensie moet snel een alternatief kopen voor de afgekeurde NH-90 helikopter om te voorkomen dat de marine jarenlang ‘vleugellam’ rondvaart. Officieren kijken naar tweedehands heli’s die bruikbaar zijn tot de problemen met de NH-90 zijn opgelost.

Er is gewoon een helikopter aan boord nodig die kan dienen als geïntegreerd wapensysteem”, aldus kapitein-luitenant ter zee Marc de Natris. De heli’s die nu tijdelijk worden ingezet, zijn niet geschikt voor gevechtstaken en niet op alle schepen bruikbaar. Zonder helikopters kunnen piraterijmissies niet goed worden uitgevoerd en zullen vliegers de marine verlaten.

De officieren kijken onder meer naar de Seahawk, die de Amerikanen onlangs hebben verruild voor een nieuwer model. Een woordvoerder van Defensie kan niets zeggen over de interesse voor de aanschaf van heli’s ‘vanaf de plank’.

Koninklijke Marine viert verjaardag op Kattenburg

Bron: AT5

De Koninklijke Marine bestaat 525 jaar en om dat te vieren opende de kazerne op Kattenburg vandaag haar deuren. Hier konden bezoekers oefenen met parachutespringen of op hun gemak de marinevloot schouwen.

Al in 1654 werd de Admiraliteit op Kattenburg gehuisvest. Wegens bezuinigingen maakte Defensie in 2011 bekend het terrein na bijna 360 jaar te willen verkopen. Hoewel defensie op zoek is naar jong en enthousiast personeel, staan er tegelijkertijd op het Kattenburg-complex alleen al 400 banen van vooral Amsterdamse medewerkers op de tocht.

Volgens kazernecommandant Nico Vermaire hoeft Amsterdam niet te vrezen dat de marine definitief van Kattenburg verdwijnt en zullen ze nog minstens vijf jaar in de stad te vinden zijn.

Weemoedig afscheid van historische marinegrond in hartje Amsterdam

Bron: speech Commandant Marine Etablissement Amsterdam

Dames en heren,

We staan hier op historische marinegrond in het hartje van Amsterdam. Grond die in 1655 op verzoek van de toenmalige Admiraliteit door Amsterdam aan de Marine werd geschonken. Grond die door de eeuwen heen het kloppende maritieme hart van de stad is geworden. De Admiraliteit liet hier haar werven bouwen en vanuit het scheepvaartmagazijn werden de oorlogsschepen uitgerust, bevoorraad en onderhouden. Michiel de Ruyter had hier zijn werkkamer en je kon hem hier gewoon tegen het lijf lopen. Het Marine Etablissement Amsterdam was daarmee het hart van de handel in de Gouden Eeuw en daarmee een belangrijke schakel in de opbouw van de welvaart van Nederland. Welvaart waar we vandaag de dag nog steeds van profiteren.

Tot de jaren ’60 van de vorige eeuw was het marineterrein veel groter, maar het moest inkrimpen doordat de IJtunnel werd gebouwd. Fraaie gebouwen, waaronder het Paleis werden destijds al gesloopt. Vandaag is het mijn trieste lot om u mede te delen dat het Marine Etablissement Amsterdam op termijn helemaal uit het stadsbeeld zal verdwijnen. Het overgrote gedeelte van uw eenheden op deze kazerne zullen in 2018 totaal verplaatst zijn naar andere defensielocaties zijn, zo staat in een brief die over een uur aan de tweede kamer wordt verzonden. Daarmee komt niet alleen een einde aan de eeuwenlange aanwezigheid van de Koninklijke Marine, maar wordt ook de laatste defensielocatie in onze hoofdstad vrijwel volledig gesloten.

Ik citeer enkele delen uit deze brief: “Defensie zal het Marine Etablissement te Amsterdam (MEA) binnen enkele jaren, waarschijnlijk in 2018, grotendeels hebben verlaten. De structurele besparing op de vastgoedexploitatie van het terrein kan oplopen tot ongeveer € 4 miljoen, afhankelijk van de omvang van het door Defensie te behouden terrein. Van de nu aanwezige eenheden zullen in elk geval het district West van de Koninklijke marechaussee en de Nationale Reserve (Natres) op het terrein blijven. Over de bestemming van de Diensten Centrum Werving en Selectie en het evenementencentrum wordt de komende maanden een besluit genomen. Voor de herplaatsing van de overige defensieonderdelen wordt binnenkort een plan vastgesteld. Naar de toekomst van het terrein van het MEA wordt samen met het Rijk en de gemeente Amsterdam een verkenning uitgevoerd. Het zal nog geruime tijd duren voordat de toekomstige bestemming van het terrein is uitgekristalliseerd en de ontwikkeling daarvan gestalte krijgt.”

Zoals gezegd wordt deze brief over een uur naar de Tweede Kamer verzonden. De Gemeente Amsterdam zal daarna in een persbericht het vertrek van Defensie uit haar hoofdstad aankondigen. Voor velen van u is 2018 nog ver weg en de militairen onder u zullen ongetwijfeld elders een plaatsing vinden. Voor het hier werkzame burgerpersoneel gaan we ons de komende tijd maximaal inspannen, om op basis van maatwerk passende oplossingen te zoeken. We moeten ons daarbij realiseren dat we nog vijf jaar de tijd hebben voordat de meeste eenheden écht verdwenen zijn.

Dames en heren. Op een plaats die als maritiem kloppend hart van de hoofdstad aan de basis stond van de opbouw van de Nederlandse welvaart, kondigen wij vandaag ons vertrek aan. Een vertrek die niet te verklaren is vanuit uw inspanningen voor de troonswisseling, recente grote evenementen, justitiële ondersteuning, wervingsinspanningen en wat nog meer. De enige reden waarom deze locatie gaat sluiten is te verklaren vanuit de Nederlandse welvaart. Welvaart waarin we door de hedendaagse economische crisis als defensie een stap terug moeten doen. En daar wordt deze eeuwenoude Marinelocatie nu ook het slachtoffer van.

Op de plaats waar we met alle burgemeesters van de admiraliteitssteden op 8 januari ons 525e verjaardag vierden wil ik dan ook afsluiten met een beroemde uitspraak van Michiel de Ruyter: “De heeren hebben mij niet te verzoeken, doch te gebieden”. Wij zullen uitvoering gaan geven aan dit besluit, hoe zeer dat ons ook doet.

Si es atal – es atal (Het komt zoals het komt)

Defensie sluit Marinekazerne Amsterdam

Bron: Persbericht Gemeente Amsterdam

MEA luchtfotoDefensie vertrekt grotendeels van het marineterrein op Kattenburg. De komende jaren zullen de verschillende Defensie-onderdelen stap voor stap het terrein verlaten en krijgt het terrein een nieuwe openbare functie. Het Rijk (Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf) en de gemeente willen in de toekomst samen het marineterrein ontwikkelen. Het college van B&W wil de gemeentelijke inbreng in het project regelen door middel van financiering uit het Amsterdams Investeringsfonds. Dat staat in de Kadernota 2014. Nog dit jaar zal het college hierover een voorstel doen aan de gemeenteraad.

Het afgelopen jaar onderzochten Rijk en gemeente de mogelijkheden van herontwikkeling van het terrein. Ze hebben de ambitie om van het gebied iets bijzonders te maken. Over drie dingen waren de partijen het snel eens: het nieuwe marineterrein moet een waardevolle toevoeging zijn aan de stad Amsterdam, de rijke historie moet behouden blijven en het terrein krijgt een openbare bestemming.

Op dit moment bekijken Rijk en gemeente de manier waarop ze willen samenwerken. Ze hopen na de zomer een handtekening onder een bestuursovereenkomst te zetten en met de geleidelijke herontwikkeling van start te kunnen gaan.

Commandant Zeestrijdkrachten: “Niet wegduiken voor de uitdagingen van deze tijd”

Bron: Marineblad (KVMO)

Portretfoto_Admiraal2“De komende periode wordt binnen de krijgsmacht gewerkt aan een nieuwe toekomstvisie. De resultaten hiervan worden in de loop van 2013 bekend. Misschien komt het daarbij bij sommige mensen vreemd over om in deze tijd van economische crisis en bezuinigingen een pleidooi te houden voor investeren in méér Marine. Als vlootvoogd beschouw ik het echter als mijn plicht om duidelijk te maken dat we alleen in staat zijn om de taken uit te voeren die bij de zwaardmacht zijn belegd indien we verstandig omgaan met de mensen en de middelen die we hebben en in nieuwe concepten blijven investeren. Alleen dan zijn we opgewassen tegen de dreigingen van de 21e eeuw, volgens sommigen een maritieme eeuw. Onze focus blijft daarbij op het beschermen van de Nederlandse belangen door wereldwijd bij te dragen aan veiligheid op en vanuit zee. Dat doen wij al 525 jaar en zullen we ook de komende 475 jaar blijven doen,” stelt vice-admiraal Matthieu Borsboom in het februarinummer 2013 van het Marineblad, het orgaan van de Koninklijke Vereniging van Marineofficieren.

Speciaal voor deze eerste editie van het Marineblad ter ere van het 130-jarig bestaan van de Koninklijke Vereniging van Marineofficieren, het 525-jarig bestaan van de Marine én het feit dat 200 jaar geleden de status Koninklijk aan de Marine werd toegevoegd, geeft Commandant Zeestrijdkrachten, vice-admiraal Matthieu Borsboom, zijn visie op het verleden, heden en de toekomst van de Koninklijke Marine. Hieronder volgt de volledige tekst van zijn artikel:

‘525 jaar innovatie als overlevingsstrategie’

Op 8 januari openden wij het jubileumprogramma in het kader van 525 jaar Marine met een feestelijk startschot  met vlaggenparades in de historische admiraliteitssteden en marinesteden. Bij het graf van Michiel Adriaenszoon de Ruyter in de Nieuwe Kerk in Amsterdam – de grootste zeeheld uit onze vaderlandse geschiedenis – stonden wij kort stil bij de rol die de Marine al eeuwen vervult in ons land. Een historie om trots op te zijn. Temeer omdat telkens weer nadrukkelijk blijkt hoezeer de welvaart in Nederland verbonden is met de veiligheid op zee. Behalve economisch is de Koninklijke Marine bovendien sociaal vervlochten met  de Nederlandse samenleving. Duidelijk is ook: ons werk zit er voorlopig nog lang niet op.

Onze economische afhankelijkheid van internationale en zeker ook intercontinentale goederenstromen maakt dat héél Nederland een groot belang heeft bij wereldwijde veiligheid op en vanuit zee. En ook al ondervinden de meeste Nederlanders het geweld niet aan den lijve, onbeschermd de wereld over varen is nog steeds een risicovolle onderneming. Tal van incidenten en conflicten hebben door de eeuwen heen telkens opnieuw de rol en betekenis van de Marine bevestigd. Maar de tijden zijn wel veranderd in de afgelopen 525 jaar. De aard van conflicten tussen staten verandert en banditisme heeft een ander karakter gekregen. Het gevaar manifesteert zich vandaag de dag op andere plekken. De tegenstanders maken nog steeds gebruik van oorlogsbodems, maar ook van kleine snelle bootjes en drones. Ook beschikken zij over raketten die op zeer lange afstand worden afgevuurd, over vliegtuigen en helikopters, over zeemijnen, torpedo’s en onderzeeboten die onzichtbaar naderen en een vernietigende werking hebben, over biologische, chemische en nucleaire strijdmiddelen. Daarnaast hebben we te maken gekregen met steeds meer irreguliere tegenstanders die in een los verband opereren, vaak in kleine groepjes. Het vermogen om massale vernietigingskracht aan te wenden is bovendien niet meer alleen voorbehouden aan grote mogendheden, maar voor iedereen voorhanden. Multidimensionaal, multidisciplinair en volledig onberekenbaar manifesteert zich het gevaar. Ook hoger in het geweldsspectrum. Het gevaar is er. Het is echt. En het valt niet te negeren.

Columnist Eric Vrijssen bracht het vorig jaar september in zijn bijdrage in Elsevier puntig onder de aandacht: “Zou het CPB eens kunnen calculeren hoeveel het kost indien Somalische piraten de Golf van Aden – en daarmee de route naar het Suezkanaal – volledig domineren? Wat gebeurt er dan in de Rotterdamse haven? En kan het CPB ook eens becijferen wat de gevolgen zijn van een Talibanisering van Afghanistan en de bijbehorende terreuraanslagen op Westerse vliegtuigen? Of een conflict met Iran over de vrije doorvaart in de Straat van Hormuz? Het verbreken van het bondgenootschap met de Verenigde Staten, waardoor ook de handels- en investeringscontacten bevriezen?” We hebben de calculatie niet gezien. Iedereen met gezond verstand kan op z’n klompen aanvoelen dat financiële rekensommen – hoe overtuigend ook – niet het enige antwoord kunnen zijn. Dat heeft de Nederlandse regering al lang begrepen, zo blijkt wel uit de inzet van onder andere de Marine in de afgelopen jaren. Daarmee lijkt de vraag naar de relevantie van huidige inzet van de Koninklijke Marine afdoende beantwoord. Toch moeten wij ons bestaansrecht iedere dag weer bewijzen en verdedigen.

De open zee is van iedereen, zo hield Hugo de Groot de wereld voor 404 jaar geleden, in zijn Mare Liberum. Het principe van vrije handel op zee wordt nog altijd gebruikt als een uitgangspunt in het internationaal recht en het volkenrecht. Nu zien analisten een heel ander beeld opdoemen in de maritieme strategie van militaire grootmachten: de zee als ‘speeltuin’ van de supermachten. Opkomende supermachten als India, China en Brazilië manifesteren zich steeds nadrukkelijker op maritiem gebied, signaleert bijvoorbeeld het The Hague Centre for Strategic Studies. De realiteit is dat vrede en stabiliteit niet duurzaam zijn gebleken en zich niet wereldwijd voordoen.

Er zijn plekken waar instabiliteit heerst, waar conflicten op de loer liggen, maar ook waar de strijd al in alle hevigheid woedt. Diverse ideologisch geïnspireerde regimes in Afrika, de Arabische wereld en Azië leven op gespannen voet met hun buurlanden. Drugkartels zijn uitgegroeid tot multinationals die beschikken over meer financiële middelen dan complete landen. Zij vreten zich steeds verder in de sociale en maatschappelijke bovenlaag van staten, bijvoorbeeld in West-Afrika, en maken gebruik van de modernste middelen, zelfs kleine onderzeeboten.

Als we vooruit kijken wordt het beeld niet rooskleuriger voor het maritieme domein. Analisten voorzien dat in de 21ste eeuw politieke en militaire krachtmetingen zich vooral op zee zullen afspelen. Voorbeelden hiervan zien we nu al in het zeegebied van Oost- en Zuidoost-Azië. Met al zijn cruciale scheepvaartroutes en botsende territoriale claims kwalificeert dit zeegebied zich als primaire arena, stelt bijvoorbeeld geopolitiek analist Robert Kaplan. In de Zuid-Chinese Zee liggen grote olie- en gasvoorraden en dit gebied is voor alle Oost-Aziatische landen van groot belang als handelsroute. Door de Straat van Malakka passeert inmiddels al zes keer zoveel olie richting Oost-Azië, als door het Suezkanaal richting Europa. Claims van verschillende landen zijn een actuele bron van spanning in de regio en hun militaire aanwezigheid ontbeert het karakter van vrijblijvendheid. Spanning die ook directe gevolgen heeft voor de Nederlandse economie. Onze handels- en goederenstromen lopen immers dwars door die gebieden. Maar ook het westelijke deel van de Indische Oceaan zal de nadrukkelijke aandacht van Europa en daarmee Nederland vergen omdat de focus van de VS op de Pacific en het Verre Oosten ons dwingt de vrije doorgang van fossiele brandstoffen naar Europa zelf te waarborgen.

Een ander gebied dat steeds nadrukkelijker in beeld komt is de Noordelijke-IJszee. Door het smeltende poolijs wordt de route ‘om de Noord’ bevaarbaar en dat ontsluit een belangrijke alternatieve handelsroute naar het Verre Oosten. Maar ook de nieuwe mogelijkheid voor de winning van aanwezige bodemschatten (vooral olie en gas) maakt dat claims een potentiële bron van conflict zijn. Op de zeebodem van de Noordpool is in ieder geval alvast een Russische vlag geplant, letterlijk. De foto daarvan is veelzeggend en vooral niet als een grapje bedoeld, maar als statement verspreid.

Het is té gemakkelijk om te doen alsof we die gevaarlijke plekken dan maar het beste links kunnen laten liggen. Te duur ook. Onze olie komt nu eenmaal voor een groot gedeelte uit het Midden-Oosten. Onze import en export verlopen nu eenmaal voor het grootste deel over zee van en naar Azië en Amerika. En we kunnen met goed fatsoen allerlei criminele activiteiten niet op hun beloop laten. Ook al niet omdat we onszelf daardoor uiteindelijk voor nog veel grotere problemen stellen.

Dat de Marine in Nederland al 525 jaar een permanent inzetbaar karakter heeft, getuigt van de enorme veerkracht van onze organisatie. Door de eeuwen heen lopen namelijk ook bezuinigingen op Defensie als een rode draad door de geschiedenis. Telkens is echter weer gebleken hoezeer investeringen bepalend zijn voor de militaire slagkracht van onze zeemacht. Voordat de meest recente grote bezuinigingsslagen kwamen, hebben wij in 2005 een Marinestudie opgelopen. Daarin hebben we op een rijtje gezet voor welke taken de Nederlandse Marine zich logischerwijze gesteld kan zien. Op basis daarvan hebben wij voorgesteld om bepaalde middelen te reduceren en op andere punten capaciteit op te bouwen. Het resultaat is een diversiteit aan marinemiddelen die elkaar aanvullen en als geheel tot een effectief en efficiënt maritiem product leiden dat wereldwijd in het gehele geweldsspectrum inzetbaar is. Een maritiem product dat gecomplementeerd wordt door de intensieve samenwerking met de Belgische Marine. Dankzij ons jarenlange ABNL partnerschap hebben we een enorme efficiëntieslag gemaakt op het gebied van opleiden, onderhouden en opwerken van onze eenheden. Een win-win situatie voor de beide marines die door velen als voorbeeld wordt gebruikt om internationale samenwerking verder op te baseren.

Het operationele concept waar de hedendaagse Koninklijke Marine op is gebaseerd, gaat uit van een logische samenhang tussen verschillende capaciteiten; verschillende eenheden vullen elkaar aan en zijn voorwaardelijk voor effectieve inzet. Zo is de inzet van onderzeeboten van onschatbare waarde voor de bescherming van oppervlakte-eenheden en ingescheepte mariniers, terwijl zij tevens ongezien informatie verzamelen voor de effectieve inzet van bovenwaterschepen en maritieme Special Forces, bijvoorbeeld bij piraterijbestrijding. Mijnenbestrijding is essentieel voor het openhouden van handelsroutes en logistieke lijnen. Luchtverdedigingcapaciteit maakt amfibische operaties mogelijk wanneer hoger in het geweldsspectrum moet worden geopereerd. Marinierseenheden, waaronder maritieme Special Forces, vormen de lange arm van de vloot landinwaarts, niet alleen voor crisisbeheersing maar ook voor ‘upstream prevention’: een 3D-benadering aan de voorkant van het conflict in plaats van daarna. Ook vervullen zij een belangrijke rol op zee bij het boarden van gekaapte schepen en het beveiligen van de Nederlandse koopvaardij.

De Nederlandse marine werkt intensief samen met marines van andere grote landen. Exemplarisch daarvoor is de eerder genoemde samenwerking met België, maar ook de 40-jarige samenwerking in de UK/NL Amphibious Force. Op gebied van de aansturing van anti-piraterijoperaties hebben we de laatste jaren ook zeer intensief samengewerkt met alle grote zeemogendheden van de wereld. Door onze manier van samenwerken, hoogwaardig opgeleid marinepersoneel en het materieel dat wij tot onze beschikking hebben, staan we internationaal bekend als een ‘benchmark navy’. Buitenlandse collega’s zijn onder de indruk van wat wij aan capaciteiten overeind weten te houden met een relatief klein budget. Als de vervangingsprogramma’s doorgaan als gepland, dan hebben wij ook in 2030 nog een marine die gedimensioneerd is om in voldoende omvang de gevraagde inzet te kunnen leveren. Samen met de andere krijgsmachtdelen zullen wij de bijdrage leveren die met het oog op het Nederlandse veiligheidsbeleid in internationale context van Defensie wordt verwacht.

De enige echte reden dat de Marine al 525 jaar bestaat is het ongeëvenaarde aanpassingvermogen, dat we door de jaren heen hebben ontwikkeld. Dat is geen verdienste om ons op te laten voorstaan, maar een bittere noodzaak. Innovatie is in feite de kern van onze overlevingsstrategie als organisatie. Als wij niet voortdurend waren blijven vernieuwen, hadden wij er nu heel anders voorgestaan. Dan waren wij ingehaald door de tijd en de veranderende omstandigheden. De diversiteit aan middelen is dus een wel doorgedacht concept. De keten van eenheden kan niet straffeloos worden doorbroken. Als één van de types eenheden wegvalt, dan heeft dat immers directe gevolgen voor de slagkracht op zee en daarmee de veiligheid van onze mensen en uiteindelijk de maatschappij.

Terwijl wij effectieve middelen in stand houden om ook hoger in het geweldsspectrum te kunnen blijven optreden, investeren we als Nederland in nieuwe innovatieve scheepsconcepten voor inzet lager in het geweldsspectrum. Dat bedenken we niet alleen, want de nieuwe concepten worden in samenwerking met de industrie, onderzoeksinstituten en de gebruikers verder ontwikkeld. Een gouden driehoek, die al jaren tot vernieuwende ontwerpen leidt. De geplande Oceangoing Patrol Vessels (OPV’s) van de Hollandklasse zijn inmiddels alle vier in de vaart, waarvan twee formeel in dienst zijn gesteld (de tweede op 22 januari). Verder is er een geavanceerd Joint Support Ship Karel Doorman in aanbouw, ter vervanging van de huidige bevoorrader Hr.Ms. Amsterdam en Hr.Ms. Zuiderkruis. De nieuwe Doorman is een schip dat veel breder inzetbaar is en dat ook is ontworpen om materieel van de andere krijgsmachtdelen te vervoeren. Daarmee wordt de Koninklijke Marine dus nog veelzijdiger en flexibeler inzetbaar.

De verwachting is dat de vraag naar het maritieme veiligheidsproduct eerder zal groeien dan afnemen. Wij moeten ook in de toekomst steeds een passend antwoord hebben op de veiligheidsbehoefte die kenbaar wordt gemaakt. Daarom kunnen ook de huidige investeringen en innovaties niet de laatste zijn. De voorziene behoefte aan platforms met slagkracht, die in de toekomst nodig zijn om nationale en internationale taken te kunnen (blijven) uitvoeren, vereist planning. Maritieme capaciteiten die zijn afgestoten, kunnen immers niet zo snel worden teruggehaald als men zich zou kunnen wensen. De bouw van schepen en gereedstelling van varende eenheden neemt nu eenmaal jaren in beslag. Ondanks, of misschien wel dankzij de bezuinigingen, is het zaak dat wij vooruitdenken en voorbereid zijn. Dat zijn wij als Koninklijke Marine verplicht aan de Nederlandse samenleving.

De wereld lijkt zich toch anders te ontwikkelen dan direct aan het einde van de Koude oorlog werd verwacht. De vooruitblik gebaseerd op huidige trends en ontwikkelingen lijkt de verwachting te rechtvaardigen dat zich nieuwe uitdagingen op veiligheidsgebied zullen voordoen, mogelijk ook hoger in het geweldspectrum. Vroegtijdige maritiem-militaire inzet kan wellicht nog meer dan nu al het geval is, bijdragen om tegen relatief lage kosten preventief op te treden. Maritieme eenheden, vloot en mariniers, zijn immers bij uitstek geschikt om wereldwijd flexibel expeditionair te worden ingezet middels ongehinderde nadering van operatiegebieden over zee. In de logistiek die nodig is om ook andere krijgsmachtdelen en internationale partners te ondersteunen, kunnen onze platforms in de toekomst meer dan ooit tevoren een cruciale rol spelen. Nederland zal steeds meer behoefte hebben aan middelen waarbij wij met een zeer beperkte bemanning belangrijke effecten kunnen sorteren onder de meest uiteenlopende omstandigheden. Wij onderstrepen hierbij het belang om te investeren in onze mensen en behoud van kennis.

De komende periode wordt binnen de krijgsmacht gewerkt aan een nieuwe toekomstvisie. De resultaten hiervan worden in de loop van 2013 bekend. Misschien komt het daarbij bij sommige mensen vreemd over om in deze tijd van economische crisis en bezuinigingen een pleidooi te houden voor investeren in méér Marine. Als vlootvoogd beschouw ik het echter als mijn plicht om duidelijk te maken dat we alleen in staat zijn om de taken uit te voeren die bij de zwaardmacht zijn belegd indien we verstandig omgaan met de mensen en de middelen die we hebben en in nieuwe concepten blijven investeren. Alleen dan zijn we opgewassen tegen de dreigingen van de 21e eeuw, volgens sommigen een maritieme eeuw. Onze focus blijft daarbij op het beschermen van de Nederlandse belangen door wereldwijd bij te dragen aan veiligheid op en vanuit zee. Dat doen wij al 525 jaar en zullen we ook de komende 475 jaar blijven doen.

Weg defensie, weg bondgenoten, weg invloed

Bron: NRC Handelsblad

Nederland riskeert betekenisloosheid door steeds verder in zijn defensie te snijden, stelt Julian Lindley-French.

De Nederlandse krijgsmacht heeft een breekpunt bereikt. In de jaren negentig zette Den Haag het Nederlandse leger het mes op de keel, opeenvolgend kabinetten drukten de afgelopen tien jaar door en de nieuwe regering probeert nu alleen nog het lijk te verbergen.

De gevolgen van dit overhaaste politieke afscheid van een realistische defensie zijn somber, of het nu gaat om de landsverdediging of om de bondgenootschappen  en instellingen die voor de verdediging van Nederland centraal zijn. Terwijl Europa op weg is naar een wereld met hyperconcurrentie om hulpbronnen en chronische instabiliteit aan zijn grenzen, zegt Nederland in feite tegen zijn bondgenoten: ‘Verdedig ons alsjeblieft.’ Maar geen bondgenootschap of unie overleeft op den duur een scheve verdeling van risico’s en lasten en dat gevaar loopt Den Haag.

De Nederlandse krijgsmacht treft geen blaam, want die heeft heldhaftig geprobeerd de kloof te dichten tussen dat wat politici van haar hebben gevraagd en dat waartoe ze in staat is. De feiten spreken voor zichzelf. In een ideale defensiewereld zou de balans tussen de operationele kosten plus investeringen en de personeelskosten fiftyfifty moeten zijn. Van de sterk verlaagde Nederlandse defensiebegroting van 7,5 miljard euro (die met 1 procent van het bruto nationaal product de helft van het NAVO-minimum bedraagt) gaat 4,5 miljard euro oftewel 60 procent naar personeel, zodat na aftrek van operationele kosten maar 10-15 procent voor investeringen overblijft. Dat cijfer is eenvoudig onhoudbaar en zal op den duur tot het feitelijke einde van het Nederlandse leger als strijdmacht leiden.

Vergelijk dit eens met de Britten, die met eenzelfde economische beproeving kampen. De Britse defensie-uitgaven zullen in 2012 meer dan 57 miljard euro belopen. Ook als we de verschillende strategische culturen van beide landen in aanmerking nemen, geven de Britten per hoofd van de bevolking tweemaal zoveel aan defensie uit als de Nederlanders. Bovendien zijn de Britten van plan in tien jaar tijd zo’n 200 miljard euro, oftewel 20 miljard euro per jaar, in defensie-uitrusting te investeren, meer dan het dubbele van de jaarlijkse Nederlandse defensiebegroting.

De gevolgen zullen drieledig zijn: Groot-Brittannië, dat al vindt dat het in Afghanistan te veel van de verliezen heeft geleden, zal Nederland als bondgenoot niet hoog meer aanslaan. De Amerikanen zullen dit nog sterker voelen de kloof tussen de strijdkrachten van de technologisch rijke Britten en de technologisch arme Nederlanders zal zodanig groeien dat beide legers nog heel moeilijk samen operaties kunnen uitvoeren. En ten derde zal de NAVO een langzame dood sterven doordat het haar aan de benodigde geloofwaardige slagkracht ontbreekt.

De Nederlandse krijgsmacht zou wel het een en ander kunnen doen om het gebrek aan investeringen te helpen goedmaken. De Britten vormen een nieuw Joint Force Command (JFC) waarbinnen de Britse landmacht, luchtmacht en marine op nieuwe, radicale manier militaire zaken aanpakken. Een dergelijke synergie tussen de drie Nederlandse onderdelen lijkt te zijn vastgelopen.

Maar wat de Nederlandse krijgsmacht ook doet, niets weegt op tegen de schade
die haar door Den Haag is toegebracht. De gevolgen worden binnenkort duidelijk. Een goed voorbeeld is de Joint Strike Fighter. De huidige plannen voorzien in 85 van die toestellen voor een bedrag van zo’n 4,5 miljard euro. Dat is binnen de huidige begroting onhoudbaar, tenzij Den Haag de marine of de landmacht schrapt. Daarom is het misschien beter om het absolute minimum aan te schaffen, ook al zouden er dan op korte termijn aanzienlijke extra kosten in de verlenging van de levensduur van de F-16 gaan zitten. Het wachten is dan op 2019, als de productielijn van de F-35 in bedrijf is en de Nederlanders goedkoper tweedehands F-16’s van de Amerikanen kunnen kopen (en/of meer F-35’s zonder de onvermijdelijke kinderziekten).

Ook de Britten erkennen dat enkele van hun grote aankoopprogramma’s moeten worden uitgesmeerd om slagkracht en betaalbaarheid in evenwicht te brengen, met als opvallendste voorbeelden de twee supervliegdekschepen van 65.000 ton, HMS Queen Elizabeth en HMS Prince of Wales, die zich vermoedelijk nu beide tegen 2020 bij de vloot zullen voegen. Maar zelfs met zo’n uitgesmeerd aankoopprogramma moeten er nog pijnlijke beslissingen worden genomen, zoals over de vraag of de voortreffelijke, maar verouderde Nederlandse onderzeeërs uit de Walrusklasse moeten worden vervangen.

Uiteindelijk komt het hierop neer: als Den Haag nog veel verder in de strijdmacht snijdt, wordt een punt bereikt waarop het zinniger zou zijn om het hele leger af te schaffen.

Het rapport Verkenningen uit 2010 probeerde wegen te vinden om bij een krimpende begroting toch iets als een evenwichtige strijdmacht te behouden. Maar datzelfde jaar werd op de resterende defensiebegroting nog eens 1 miljard  euro bezuinigd en is het ook met die illusie gedaan. De keuze die het Nederlandse leger dan ook rest, is ofwel een gespecialiseerd onderdeel met een paar goede formaties en mogelijkheden te worden, ofwel ­­­ nu de Nederlanders eigenlijk hebben besloten elke pretentie van defensieve soevereiniteit te laten varen ­­­ om samen met andere kleine en veel minder ambitieuze Europese landen in een geheel geïntegreerde defensie op te gaan.

Voor alles moeten Nederlandse politici strategisch bij zinnen komen. Hun collectieve onvermogen om iets te begrijpen van de gevaarlijke veranderingen en de onmisbare rol van een geloofwaardige strijdmacht als basis waarop alle vormen van nationale invloed rusten, is niet alleen schadelijk voor de Nederlandse defensie, maar ook voor die van Europa en daarbuiten. Hoe intelligent civiele beveiliging ook mag zijn, ze kan nooit op tegen het belang van een strijdmacht die bereid en in staat is om samen met bondgenoten het gevaar tegemoet te treden.

Nederland is een enorm gerespecteerd land, met een enorm gerespecteerde strijdmacht. Maar zoals de Amerikaanse oud-minister van Defensie William S. Cohen in een toespraak in Den Haag onlangs bedekt te kennen gaf: als Nederland bij zijn defensie zo doorgaat op de weg van de ontkenning, zal niet alleen dat respect verloren gaan, maar ook veel invloed waarop zulk respect berust. Zoals de Amerikanen zouden zeggen: het wordt tijd dat Den Haag zijn defensiewaarheid onder ogen ziet. Het is al bijna zinniger het leger af te schaffen.

Julian Lindley-French is voormalig docent defensiestrategie aan de Nederlandse Defensie Academie.

Navo-chef Rasmussen: “Europa investeert te weinig in defensie”

Bron: KRO Brandpunt (op Defensie weblog)

Nederland moet, net als sommige andere Europese NAVO-partners, meer bijdragen aan de NAVO. Door de voortdurende bezuinigingen groeit de kloof tussen de bijdrage van de Verenigde Staten en de Europese bondgenoten en dat is zorgwekkend. Dat zegt de secretaris generaal van de NAVO, Anders Fogh Rasmussen, vanavond in KRO Brandpunt (22.15 uur, Nederland 2): ‘Als we niet voldoende investeren in defensie dan heeft dat natuurlijk consequenties. Het leidt ertoe dat Europa niet meer in staat is aan internationale crisisbeheersing te doen en het zijn invloed in de wereld verliest. Dat is een gegeven,’ aldus de Navo-chef. Rasmussen noemt de situatie in de uitzending ‘zorgwekkend’.

Lees verder