Veiligheid weer op agenda, opbouw marinecapaciteit zorg

Verslag van de vijfde Johan de Witt Lezing, gehouden op donderdag 4 september in Rotterdam, georganiseerd door de KIM Alumnivereniging en de stichting Pugno Pro Patria in Mare.

  • Rol marine bij bescherming welvaart belangrijker door kwetsbaarheid wereldhandelsroutes
  • Politieke besluitvormingsprocessen verhinderen inzet internationaal geïntegreerde eenheden
  • Oekraïne zet veiligheid weer op publieke agenda, maar we missen stok achter de deur
  • Voorzitter NML pleit voor een eigen bank voor Defensie, met admiraal als ‘dijkgraaf’
  • Amerikaanse marine wint vertrouwen met hulp van Hollywoodfilms en TV-series
  • Aflopen van marinebouwprojecten veroorzaakt ook braindrain in ‘Gouden Driehoek’
D140904CB0093

Op eerste rij v.l.n.r. op deze foto: drs. Frank Bekkers, ir. Fabienne Schnetkamp, ir. Paul van Gelder, VADM Matthieu Borsboom, KIMAV/P3M-voorzitter Rob van Doorn, mw. Wassila Hachchi, BRIGGEN Richard Oppelaar, KIMAV/P3M bestuurslid Frank van de Werff, mw. Gunal Gezer, drs. Arie Kraaijeveld, prof.dr. Ruud Janssens

Tijdens de 5e Johan de Witt Lezing, getiteld ‘De marine, business case of beauty case?’, openden organisatoren de KIM Alumni Vereniging en de Stichting P3M het debat langs een drietal themalijnen: 1) De Koninklijke Marine en de politiek, 2) De Koninklijke Marine en de economie, 3) De Koninklijke Marine en de mens. “Hierbij gaat het ons niet om het verdedigen van ingenomen stellingen, maar juist om vanuit verschillende perspectieven en invalshoeken zaken in het licht te stellen. Want dat komt uiteindelijk de kwaliteit van beleidsvorming en besluitvorming het meest ten goede.”, stelt voorzitter van beide organisaties Rob van Doorn. Eén boodschap die doorklinkt uit de verhalen: Veiligheid staat weer op de publieke en politieke agenda, maar over de instandhouding en (weder-)opbouw van de Nederlandse maritiem-militaire capaciteiten bestaat nog altijd grote zorg.

Sprekers op dit lustrumsymposium waren: prof. dr. Julian Lindley-French (onder andere lid van de Strategic Advisory Panel UK Chief of Defence Staff), drs. Han ten Broeke (Tweede Kamerlid voor de VVD en voorzitter van de vaste Kamercommissie voor Defensie), drs. Frank Bekkers (Director of the Comprehensive Security Program The Hague Center for Strategic Studies), drs. Arie Kraaijeveld (voorzitter Nederland Maritiem Land), prof. dr. Ruud Janssens (Hoogleraar Amerikanistiek Universiteit van Amsterdam), ir. Fabienne Schnetkamp (Hoofd Bedrijfsvoering SSCI Dienst Justitiële Inrichtingen) en ir. Paul van Gelder (lid Raad van Bestuur Imtech). De dagvoorzitter was Jeroen de Jonge MSc. (Business Developer Naval Force Protection TNO)

Business case: Marine beschermt welvaart
Prof. Dr. Julian Lindley French bracht als keynote speaker een aantal niet mis te verstane feiten in. Zo hield hij het publiek onder andere voor: “Volgens analisten van Citigroup vertegenwoordigt Azië in 2014 zo’n 24% van de totale wereldhandel. In 2030 zal dat aandeel zijn gegroeid tot 42% en in 2050 zelfs tot 46%, is de verwachting. West-Europa had in 1990 nog een aandeel van 48% in de totale wereldhandel. In 2013 was dat gedaald tot 34%. De verwachting is dat dit aandeel verder daalt tot 19% in 2019 en nog maar 15% in 2050.” Azië neemt daarmee de plaats van Europa over als economische grootmacht. De helft van de wereldburgers met een middenklasse inkomen zal tegen 2050 wonen in China en India.

D140904CB0121

prof. dr. Julian Lindley-French (l) in debat met drs. Han ten Broeke (r)

Voor de wereldhandel geldt dat 92% via zeetransporten de wereld over gaat. Lindley-French wijst erop dat er 9 plekken op de wereld zijn waar intercontinentale scheepvaartroutes door relatief zeer nauwe passages loopt, zoals het Suez-kanaal: “Als de helft van de internationale scheepvaartroutes wordt geblokkeerd, zal de helft van de werelbevolking sterven van de honger.” Lindley-French waarschuwt ervoor dat er in de wereld steeds meer regimes aan de macht komen die het Westerse ideaal van een democratische liberale samenleving niet erg aansprekend vinden. “Door de veranderende geopolitieke verhoudingen is militaire macht helemaal terug als een factor van belang voor het uitoefenen van invloed.” Volgens Lindley-French is de behoefte aan geloofwaardige maritieme en amfibische macht groter dan ooit. Europa moet een kern ontwikkelen van noodzakelijke maritieme/amfibische capaciteiten als onderdeel van zijn defensieve systeem en als instrument om invloed uit te kunnen oefenen. De belangrijkste reden voor het ontbreken van een gezamenlijk georganiseerde Europese defensie is volgens hem het treurige feit dat “we elkaar gewoon nog altijd niet voldoende vertrouwen”.

Militaire samenwerking sluit niet aan op politieke besluitvorming
Drs. Han ten Broeke reageerde in zijn co-referaat namens de gehele Vaste Tweede Kamercommisie voor Defensie op het pleidooi van Lindley French voor versterking van de marine in Europees verband: “De cijfers van Lindley-French zijn van specifiek belang voor Nederland. Wij hebben als geen ander baat bij vrije handelsroutes. Wij zijn de zeventiende economie van de wereld, maar het achtste handelsland.” Volgens de voorzitter is de Kamercommissie van mening dat het in Europese NAVO-landen niet alleen ontbreekt aan voldoende defensie-uitgaven om aan de gestelde norm te voldoen. Vooral de versnippering is een probleem en daarmee een gebrek aan effectiviteit waarmee de gemeenschappelijke Europese militaire middelen kunnen worden ingezet. “Maar ondanks de lange samenwerking die Nederland bijvoorbeeld heeft met het Verenigd Koninkrijk in de vorm van de gezamenlijke UKNL Amphibious Force, zie ik het er niet van komen dat die ooit daadwerkelijk gezamenlijk wordt ingezet. Dat hangt vooral samen met de politieke besluitvorming tot inzet van troepen. Nederland kent de parlementaire toetsing middels de artikel 100-procedure, terwijl in het VK de regering achteraf binnen twee weken het parlement dient te informeren over de inzet van Britse troepen.” De besluitvormingsprocedures sluiten internationaal dus simpelweg niet aan. Ten Broeke zet zich er samen met buitenlandse collega’s voor in om de parlementaire procedures aan te passen, waardoor het potentieel gemakkelijk moet worden om wel te komen tot gezamenlijke inzet.

D140904CB0147

drs. Frank Ten Broeke

Oekraïne: Onze veiligheid terug op agenda
Drs. Frank Bekkers heeft als Programmadirecteur bij het The Hague Center for Strategic Studies geprobeerd om de ‘business case’ voor defensie door te rekenen. “We hebben volgens negen criteria de waarde van de krijgsmacht in bredere zin in kaart gebracht.” Dit gebeurde in de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen op 12 september 2012. “De meerderheid van de partijen die toen in het parlement waren vertegenwoordigd, wilde nog meer bezuinigen op het budget voor Defensie. Daarbij moet u zich realiseren dat alle partijen de reeds voorgestelde bezuinigingen als uitgangspunt namen! Er volgde een half miljard euro aan aanvullende bezuinigingen.”, stelt Bekkers vast. “In de media werd de indruk gewekt dat het hierbij vooral ging over ‘banen’. En dat terwijl het creëren van banen toch echt niet de eerste functie is van Defensie.” Volgens de onderzoeker was er duidelijk geen oog voor waar defensie echt om draait. “Maar toen kwamen de gebeurtenissen rond Oekraïne en de Krim… en de voor Nederland zo schokkende gebeurtenissen rond het neerstorten van de MH17. Vanaf begin 2014 begonnen de media te schrijven dat de ‘geopolitiek terug was in de internationale betrekkingen’.” Volgens Bekkers weinig verrassend. “Geopolitiek is eigenlijk nooit weggeweest, anders dan in de wensdromen van veel mensen in ons veilige en welvarende Westen.” De wereld zit vol slechteriken, maar intussen missen we wel een geloofwaardige stok achter de deur, concludeert het HCSS. “We zien nu wel een trendbreuk waar het gaat om de houding ten opzichte van Defensie, maar er is nog geen sprake van ‘boter bij de vis’.”

D140904CB0174

drs. Arie Kraaijeveld: “Geef de marine een eigen kapitaalmarktpositie”

Innovatiekracht behouden: Eigen bank voor Defensie
Ook drs. Arie Kraaijeveld, voorzitter van de Stichting Nederland Maritiem Land, is het stadium van zorg nog niet voorbij. “In de maritieme sector zie je dat het idee van de ‘Gouden Driehoek’ ook echt waar wordt gemaakt. Hier wordt nadrukkelijk samenwerking gezocht tussen de wereld van de gebruikers, de kennisinstituten en de rijksoverheid en bedrijven. Maar die Gouden Driehoek is tegenwoordig niet meer van goud. Als chemicus weet ik maar al te goed dat je verschillende legeringen kunt maken waar wel goud in zit, maar die toch steeds verder eroderen. En dat gebeurt als we de samenwerking en de kennis in de sector niet intact houden.” De NML-voorzitter pleit voor een fonds voor de materieelvoorziening van Defensie, dat moet zorgen voor meer continuïteit in de investeringen. Continuïteit die noodzakelijk is om kennis te borgen en in Nederland innovatiekracht te behouden. “De overdracht van de Karel Doorman aan de Defensie Materieelorganisatie is in dit verband een sprekend voorbeeld. Nu valt iedere keer na zo’n overdracht de hele boel in de marinebouw weer helemaal stil, met alle gevolgen van dien.” Voor de financiering doet hij de suggestie: “Geef Defensie binnen dezelfde randvoorwaarden dezelfde mogelijkheden als de waterschappen in Nederland. De negentien dijkgraven hebben een eigen onafhankelijke positie en een eigen bank, de Waterschapsbank, waarmee ze zelf de kapitaalmarkt op kunnen gaan. Ik stel voor dat we ook Defensie binnen duidelijke randvoorwaarden een eigen kapitaalmarktpositieg geven.”

D140904CB0199

prof. dr. Ruud Janssens: “Vertrouwen in krijgsmacht in VS spectaculair gestegen”

Hollywood story schept vertrouwen: Met gevaar voor eigen leven
Prof. dr. Ruud Janssens presenteerde spectaculair te noemen onderzoekscijfers over het publieke vertrouwen dat in de Verenigde Staten heerst ten aanzien van de Amerikaanse krijgsmacht. Opiniepeilingen tonen aan dat het publieke vertrouwen in een groot aantal instituten in de afgelopen decennia stevig is gedaald. Het Amerikaanse Congres, Wall Street, de nieuwsmedia, het Witte Huis, allemaal zagen ze het vertrouwen dalen tot rond de 30%, of zelfs onder de 20%. Tegen deze trend in is een structurele stijging aan de orde van het publieke vertrouwen gemeten met betrekking tot de krijgsmacht. In de periode van 1971 (Vietnamoorlog) tot aan 2014 steeg het vertrouwen in dit instituut met maar liefst 47% tot zo’n 74% in 2014! De prestaties, het professionalisme en overtuigingskracht liggen hieraan ten grondslag. “Het succes van militaire operaties in Grenada (1983), Panama (1989) en Irak (1991) heeft hieraan bijgedragen.”, stelt Janssens, “Daarnaast heeft het publiek een positief beeld van het professionalisme waarmee de krijgsmacht omgaat met bijvoorbeeld sociaal beleid gericht op acceptatie van etnische minderheden en vrouwen. Ook al gaat er ook nog steeds veel mis (denk aan omgaan met zaken als homofilie), het publiek heeft de indruk dat er binnen de krijgsmacht sneller en krachtiger wordt opgetreden dan elders tegen misstanden.” Ten aanzien van het hoofdstuk overtuigen wijst Janssens op het succes waarmee de Amerikaanse krijgsmacht gebruik maakt van betaalde advertenties, televisiereclame, reportages en andere vormen van free publicity. “En”, stelt Janssens, “Defensie heeft Hollywood omarmd. De Amerikaanse krijgsmacht werkt actief mee aan speelfilms en televisieseries die zorgvuldig worden geselecteerd.” Opvallend daarbij is dat juist niet wordt gekozen voor onrealistische propaganda. Janssens: “In plaats van een karikaturaal beeld van een superieure en onoverwinnelijke Amerikaanse krijgsmacht, kiest het Department of Defense juist voor realistische producties. En ook voor films waarin vindingrijke en goed bewapende vijanden veel slachtoffers maken onder de Amerikanen.” De US Navy wordt dus bewust niet gepresenteerd als ‘beauty case’.

D140904CB0068

discussie onder leiding van dagvoorzitter Jeroen de Jonge MSc.

De mensen: Voor het leven verbonden, maar ook vogelvrij
Dienstbaarheid, professionaliteit, en opofferingsbereidheid raken aan de menskant van het verhaal. Tijdens het debat ‘De Marine, business case of beauty case’ bleef de ‘factor mens’ dan ook niet buiten beeld. Een opmerking van Tweede Kamerlid mevrouw Wassila Hachchi dat er veel zaken een stuk slimmer georganiseerd zouden kunnen worden, schoot sommigen in het verkeerde keelgat. “Mijn ervaring als marineofficier is geweest dat we geen cent uitgeven die we niet kunnen verantwoorden.”, stelde moderator Jeroen de Jonge. Panellid Ir. Fabienne Schnetkamp wees op het feit dat voortdurend elkaar opvolgende reorganisaties een enorme wissel trekken op het personeel van de krijgsmacht. “Het is mooi dat de heer Ten Broeke trots is op het feit dat we als Nederland doorlopend zo’n 1000 man inzetten voor operaties in het buitenland, maar wat kost het de mensen die het doen? Vaak zijn het namelijk dezelfde mensen die op uitzending gaan.” De Jonge beaamt: “Sommige mensen zijn wel zes keer naar Afghanistan geweest.” “Defensie kent niet voor niets een grote uitstroom. Hoe houdt je goede mensen binnen?”

D140904CB0198

ir. Fabienne Schnetkamp en ir. Paul van Gelder

Panellid Ir. Paul van Gelder: “Ik zie het niet als een primaire taak van de krijgsmacht om Defensie aan de man te brengen, of te vermarkten. Van belang is dat we de krijgsmacht beter verankeren in de Nederlandse samenleving. Als we kijken naar sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen, dan zien we ook dat er grote groepen jongeren aan het dolen zijn. Die krijgen op een gegeven moment geen vorming meer. De verantwoordelijkheid voor jeugdzorg gaat in 2015 van de Rijksoverheid over naar de Gemeentes, maar dat gaat wel gepaard met bezuinigingen. De krijgsmacht kan een stuk vorming meegeven aan de jeugd. Ik pleit niet voor een herinvoering van de dienstplicht, maar ik denk wel dat we jongeren meer actief kunnen begeleiden naar de krijgsmacht.”

Over de rol van uitgestroomde marineofficieren in het bedrijfsleven stelt Van Gelder: “Er blijft altijd iets van een gevoel voor de krijgsmacht in je hart zitten. Bij Imtech werken meer oud-marineofficieren en er werken er ook bij Damen en TNO. Ze zitten overal in de Gouden Driehoek en daarbuiten en ze weten elkaar te vinden. Over netwerken van ‘old boys’ wordt in Nederland vaak negatief gedaan, maar dat is onterecht. De samenleving en de economie ontlenen juist hun kracht aan het feit dat mensen elkaar weten te vinden.” Juist nu er vervangingsprogramma’s op de rol staan is er reden tot zorg over het behoud van kennis en de continuïteit in de samenwerking tussen de overheid, kennisinstituten en het bedrijfsleven. Van Gelder: “De overheid zou echt moeten kijken hoe we de Gouden Driehoek in stand kunnen houden. Want die heeft ons tot nu toe in staat gesteld om tegen een fractie van de prijs die bijvoorbeeld de Royal Navy betaald nieuwe schepen te ontwikkelen. Dat er veel marineofficieren actief zijn op allerlei plekken in de Gouden Driehoek heeft ervoor gezorgd dat we ontwikkelingscapaciteit en continuïteit in innovatie hebben gehad. Maar de kennis en kunde waarmee we bijvoorbeeld het nieuwe Joint Support Ship hebben gebouwd zullen we de komende jaren in Nederland niet meer gebruiken. En als het gaat om de instandhouding van de Walrusklasse onderzeeboten merken we nu al dat het lastig is specifieke kennis te behouden.” Kortom, de krimpende krijgsmacht en onze steeds kleiner wordende marine staan op het gebied van Human Resource Management voor behoorlijke uitdagingen. Het motto van het Korps Adelborsten ‘Sumus et fore speramus’ (Latijn voor ‘wij zijn en hopen te worden’) behoud ook in deze tijd een uiterst actuele klank.

Plaats een reactie